Over mij

Ik ben Eeke Grotenbreg en werk in een bovenbouwklas op de Zevende Montessorischool in Amsterdam. Toen ik nog op de pabo zat kreeg ik voor de module ICT in de klas de opdracht een blog te maken. Zie hier het resultaat.

maandag 29 december 2008

Bericht twaalf

(Zie bericht tien )
Reizen.
Mijn oom ging op reis met de trein. Hij was nieuwsgierig naar de landen buiten Europa. Hij wilde meer te weten komen over andere culturen. Het werd een lange reis. In de trein van Nederland naar Duitsland ging er iets mis. Er ontstond een conflict tussen mijn oom en de conducteur. Mijn oom kreeg een plekje in een vieze wagon. Het stonk er naar bier en er lag overal confetti op de grond. Misschien was er Carnaval in de trein gevierd? Ook zaten er een paar dronken mannen achter hem. Zij waren continu gekke liedjes aan het zingen. Mijn oom irriteerde zich constant aan hen. Hij vroeg beleefd of de mannen misschien zachtjes konden zingen. Maar het contact tussen de mannen en mijn oom verliep niet echt soepel. Toen de conducteur langs kwam om de kaartjes te controleren klaagde mijn oom over de dronken mannen. Volgens de conducteur kon mijn oom voor een klein bedrag een ander plekje krijgen. ‘Graag contant betalen’ zei de conducteur. Omdat mijn oom geen klein geld bij zich droeg had hij pech. ‘Wat een vreemde cultuur in de trein van Nederland naar Duitsland’ concludeerde mijn oom.

woensdag 26 november 2008

Bericht elf

Ik houd van Holland. Het thema op mijn stageschool vanaf de herfstvakantie tot aan de kerstvakantie. Een thema over de herkenbare landschappen van Nederland en de eigenwijze eigenschappen van de inwoners. Een thema over de molens en bruggen. Over de duinen, de regen en de deltawerken. Maar ook over Sinterklaas, de twaalf provincies en Maxima.
De Delfsblauwe Tegel als een typisch Hollands voorwerp. Hoe teken je een weiland met diepte? En waarom is de sloot in het midden niet blauw? Waar staan de wieken op een molen? En is een blauwe tulp wel te herkennen?
(De Unox-worst staat net niet op de foto maar is zeker wel een Hollands iets. Waar die ezels vandaan komen is voor mij een vraag, voor de leerlingen een weet. En die klomp is verkeerd om opgehangen!)

woensdag 19 november 2008

Bericht tien

De voorstelling.
Mijn oom vroeg of ik met hem mee wilde naar een cabaret- voorstelling. Dat is een voorstelling waarin veel grapjes worden gemaakt. Natuurlijk wilde ik ontzettend graag met hem mee. Vorig jaar was ik met mijn oom naar het circus gegaan. Dat was een hele leuke avond geweest. De cabaret- voorstelling was op een vrijdag avond. In het centrum van de stad was een klein theater. We gingen er lopend naar toe. Onze jassen konden wij in de garderobe ophangen voor vijftig cent. Bij binnenkomst kregen wij een plakje cake en een kopje koffie aangeboden. Van mijn oom mocht ik geen koffie. Er zat te veel cafeïne in volgens hem. Toen koos ik maar een Cassis als drankje. Een presentator kondigde de cabaretier aan. De presentator vertelde iets over de carrière van de cabaretier. De cabaretier kwam in een camouflagepak het podium oplopen. Mijn oom en ik moesten hard om hem lachen. Hij maakte grapjes over citroenen in je oren en een neus van honderd centimeter.
Schrijf nu alle woorden uit het verhaal op waarbij de C klinkt als een K. Schrijf daarna alle woorden op waarbij de C klinkt als een S. Wat valt jou op aan de eerste letter na de C?

Voor het vak Nederlands op de pabo kreeg ik de opdracht tien lessen te ontwerpen en uit te voeren rond één spellingsprobleem. Na een dictee aan de leerlingen uit mijn stageklas te hebben gegeven werd dit spellingsprobleem de c klinkt als een k. Zoals in 'controleren.' Helaas zijn er voor dit spellingsprobleem geen regeltjes te leren. In de methodes noemt men deze woorden ‘een weetwoord’. Hierboven één van de tien lessen waarbij het spellingsprobleem de c klinkt als een s ook aan de orde komt.

vrijdag 14 november 2008

Bericht negen


(Lieve Sint, ik wil geen marsepijn, maar iets voor de trein.)
De Nederlandse spelling is een ingewikkeld iets. Vooral voor jonge mensen. Hoe ouder de mens wordt hoe vaker hij of zij een bepaald woord heeft gezien, en zo makkelijk herkent of een woord goed is geschreven. Jonge mensen hebben nog maar weinig woorden vaak genoeg gezien om te herkennen of een woord goed geschreven is.
De Nederlandse spelling is opgebouwd volgens een paar regels. Natuurlijk bestaan er op al deze regels uitzonderingen waardoor de ingewikkeldheid zo groot wordt. Het basisprincipe van de Nederlandse spelling is de volgende; Schrijf op wat je hoort. Deze regel wordt ook wel het fonologische principe genoemd. Je hoort ‘boom’ en je schrijft op ‘boom.’ Leerlingen leren in groep 3 het fonologische principe onder de knie te krijgen. En natuurlijk komen daar al weer de uitzonderingen. Je hoort ‘boomen’ maar je schrijft ‘bomen’, en je hoort ‘paart’ maar je schrijft ‘paard’. Al deze uitzonderingen hebben te maken met de andere regels waarop de Nederlandse spelling is opgebouwd.
Zo bestaat er het morfologische principe. Hierbij wordt niet uitgegaan van de klank, maar van de vorm van een woord. De regel van gelijkvormigheid in het morfologische principe laat het volgende zien; We schrijven ‘web’ en niet ‘wep’ omdat web in het meervouw ‘webben’ is. Bij de regel van gelijkvormigheid kijken we hoe een stukje van een woord in andere woorden klinkt. (Ook hier bestaan weer uitzonderingen, want we schrijven niet ‘huiz’ ook al is het ‘huizen’.)
De regel van de overeenkomst houdt in dat de opbouw van woorden duidelijk is. We schrijven ‘hij vindt’ met een t omdat ‘hij loopt’ ook met een t is. (Uitzondering! We schrijven niet ‘hij schiett’) Leerlingen die hebben geleerd op te schrijven wat je hoort moeten dat op dit moment weer los laten.
Het etymologische principe betekent dat de herkomst van een woord bepalend is voor de schrijfwijze van een woord. De Nederlandse geschiedenis weet te verklaren waarom er twee verschillende ei-ij vormen zijn en ook twee verschillende ou-au vormen. Ook schrijven we ‘radio’ en niet ‘raadiejoo’ omdat het woord in Engeland ook als ‘radio’ wordt geschreven.
Het syllabische principe heeft te maken met syllaben in een woord. Een klankstuk die bij het uitspreken van een woord als één groep woorden uitgesproken noemen we syllaben. Verdelen we het woord 'bakker' in lettergrepen, dan krijgen we bak-ker. Verdelen we het woord ‘bakker’ in klankstukken, dan krijgen we ba-kur. Nu komen er bij het syllabische principe twee regels kijken. Namelijk de verenkelingsregel en de verdubbelingregel. Normaal wordt een lange klank door twee letters weergegeven maar eindigt een klankstuk op een lange klank dan schrijven we maar één letter op. Bijvoorbeeld, in ‘ramen’ eindigt het eerste klankstuk op een lange ‘aa’ dus schrijven we maar één ‘a’ op. Dit noemen we de verenkelingsregel. Eindigt een klankstuk nu op een korte klank, dan wordt de medeklinker die daarop volgt verdubbeld. Bijvoorbeeld, in ‘koffer’ eindigt het eerste klankstuk op een korte ‘o’ dus schrijven we daarna twee keer een ‘f’.
Een kort samengevat stukje tekst, waardoor de Nederlandse spelling misschien een beetje beter te begrijpen is.

dinsdag 10 juni 2008

Bericht acht

De eerste keer dat ik iets te horen kreeg over inclusief onderwijs was toen een klasgenoot op de pabo een artikel over dit onderwerp mee had genomen. Dit artikel bespraken wij tijdens een les pedagogiek. De grondgedachte achter het inclusieve onderwijs sprak mij aan. Ik vond, en vind, het een mooie gedachte dat alle kinderen, ongeacht hun achtergrond, geloof of handicap dezelfde school bezoeken, functioneren in heterogene groepen en het curriculum volgen afgestemd op hun eigen mogelijkheden. Geen één mens is het zelfde dus ook iedere leerling is anders. Waarom zou je leerlingen die wat meer anders zijn dan de rest gelijk op een aparte school plaatsen? Uiteindelijk komen al deze leerlingen met elkaar in de samenleving terecht. In deze samenleving moeten zij met elkaar samen werken en leven. Hier moeten zij rekening houden met elkaar en leren te leven met de verschillen tussen elkaar. Waarom zou je op school deze samenleving niet in het klein na bootsen? Waarom zou je op school de leerlingen niet alvast voorbereiden op deze toekomst? Het mag duidelijk zijn, ik was na het lezen en het bespreken van het artikel over inclusief onderwijs een persoon die vóór het inclusieve onderwijs zou stemmen.
Ik zag het als een uitdaging om samen met een klasgenoot en schoolplan voor een inclusieve school op te zetten. Na een hevige discussie in de klas kwam ik er achter dat deze klasgenoot niet zo vóór het inclusieve onderwijs was als ik. Ondanks onze uiteenlopende meningen spraken wij af samen een schoolplan te schrijven voor een inclusieve school. Ik zou de klasgenoot wel even overhalen met mooie argumenten waarom het inclusieve onderwijs zo’n ontzettend goede gedachte is.
Het tegendeel bleek waar te zijn. Werkend aan ons schoolplan veranderde mijn mening meer dan de mening van de betreffende klasgenoot.(Misschien ligt dit wel aan mijn snel over te halen persoonlijkheid maar goed.) Tijdens het lezen van informatie, en schrijven van ons plan werd ik realistischer. Het is ontzettend moeilijk om een gehele inclusieve school op te starten. Het wordt naar mijn idee zelfs bijna onmogelijk om op deze inclusieve school goed en adaptief onderwijs aan iedere leerling uitzonderlijk aan te bieden. Natuurlijk laten genoeg inclusieve basisscholen mooie voorbeelden zien maar hier is geld voor nodig. Veel geld. En laat dat op dit moment niet zo veel aanwezig te zijn in Onderwijsland.
Nu wij ons schoolplan hebben afgerond blijf ik de gedachte achter het inclusieve onderwijs erg mooi vinden. Maar hierbij vraag ik mijzelf sterk af of deze gedachte haalbaar is. Tijdens het zoeken naar informatie over het inclusieve onderwijs heb ik veel artikelen over het Weer Samen Naar School- project gelezen. Dit project zorgt ervoor dat kinderen die extra zorg en begeleiding nodig hebben deze zo veel mogelijk op de basisschool krijgen. Het gaat bijvoorbeeld om kinderen die moeite hebben met leren of kinderen met gedragsproblemen. Dit zijn bijvoorbeeld leerlingen met ADHD, dyslexie of bepaalde vormen van autisme. Maar ook hoogbegaafde leerlingen vragen specifieke aandacht. Lichamelijk, zintuiglijk of verstandelijk gehandicapte leerlingen en leerlingen met ernstige gedrags- of psychiatrische stoornissen zijn géén doelgroep van WSNS. Dit project noem ik haalbaar en realistisch.
Zo is mijn stem vóór het inclusieve onderwijs na het schrijven van een schoolplan iets afgezwakt. Wel ben ik een stuk positiever gaan denken over het WSNS- project.

dinsdag 3 juni 2008

Bericht zeven

Het schoolreisje

Hoelang alle leerlingen zeker wisten dat wij naar het zwembad zouden gaan. Zelfs nog toen wij in de bus zaten. ‘Heb jij een zwempak mee dan?’ vroeg ik aan een leerling. Maar dat maakte niet uit, de eindbestemming bleef het zwembad. Totdat de enthousiaste buschauffeur ons goed bewaarde geheim verklapte.

Het Sprookjes- wonderland- bos kwam in de plaats voor het zwembad. Vanaf nu gilden alle leerlingen bij het zien van een boom langs de kant van de weg. ‘Dat is een bos juf. We zijn er toch.’

Hoe ik een leerling uit ‘mijn groepje’ na één minuut aanwezig te zijn in het park al kwijt ben. En hem, na een paniekerige zoekactie, vrolijk aantref in het groepje van zijn beste vriend.

De ‘Ik ruik mensenvlees!!!’ van de Grote Reus van Klein Duimpje is toch wel erg spannend en de Zeermeerminnen zijn zeker geen Ariël. Dat de Zeven Geitjes maar niet op onze waarschuwingen reageren terwijl de Grote Wolf al aan de deur staat.

Hoe leuk het treintje blijft, ook na het vierde rondje. Hoe een klein beetje regen de dag niet kan verpesten. Hoe wij veel te weinig tijd hebben en zo de Gelaarsde Kat missen en hoe heerlijk je even kan slapen in de bus na zo’n intensieve dag.

Hoe spannend het blijft om jezelf onder de stoelen in de bus te verstoppen. Ookal zijn wij tien minuten te vroeg weer terug op school en staat er nog geen moeder op het schoolplein.

woensdag 14 mei 2008

Bericht zes

Het keuzebord

Wat zal ik eens gaan doen vandaag? Ik wil in de bouwhoek. Maar die is al bezet. Altijd als ik in de bouwhoek wil is deze al bezet. En nooit mag ik meespelen. Het speelhuis is ook wel leuk. Maar dat mag denk ik niet van juf. Ik kan het stiekem proberen? Even langslopen terwijl ik naar de wc ga. En dan per ongeluk op visite blijven. Maar als Juf mij dan ziet mag ik de hele week niet meer op de gang spelen. Ik kan een puzzel gaan maken? Maar ik ken al die puzzels al uit mijn hoofd. Ik kan een boekje gaan lezen in de leeshoek? Maar alle boeken vind ik saai. Ik kan gaan schilderen, computeren, tekenen of kleien? Ik kan met de knexx, de blokken, de trein of het lego? Ik kan met de boerderijdieren?Met de cilinders, de mozaïeken of een vouwwerkje? Of met de kralen? De taalkast? De rekenkast? Of de Montessorikast? Ik moet van Juf vandaag nog een tweede-groeper-werkje doen. Iets met cijfers of letters. Maar dat doe ik vanmiddag wel. Wat zal ik eens gaan doen vandaag? Eigenlijk wil ik gewoon buitenspelen. Of in de bouwhoek. Maar die is al bezet.

dinsdag 6 mei 2008

Bericht vijf

Beeldende Vorming

Vanuit de Pabo moest ik drie op-elkaar-volgende Beeldende Vorminglessen geven aan mijn stageklas. Bij elke les moest er door de leerlingen een nieuwe techniek worden aangeleerd.
Het thema van deze leerlijn zou bij mij De Jungle zijn.
Ter introductie van de eerste les las ik een boek voor over een feest in de jungle. Daarna werden er door de leerlingen verschillende huiden en vachten op papier gezet. Met potlood. Hoe teken je zo goed mogelijk de vacht van een beer? Heeft hij lange of korte haren? Welke kleuren kun je terug vinden in de veren van een papegaai? Hoe zet je de gerimpelde uitgedroogde huid van een olifant op papier?
Ter introductie van de tweede les las ik een boek voor over Elmer. Elmer is geen gewone grijze olifant. Elmer bestaat uit allemaal gekleurde vlakjes. De verschillende huiden en vachten uit de vorige les werden deze les in kleine stukjes gescheurd. Daarna werden de kleine stukjes op een grote blanco olifant geplakt. Een nieuw soort Elmer. Een olifant bestaande uit verschillende soorten huiden en vachten.
Ter introductie van de derde les gaf ik de leerlingen informatieboeken over de jungle en het oerwoud. De leerlingen gingen zelf op onderzoek uit. Onze nieuwe Elmer moest nog een woonplaats krijgen. Met ecoline. Hoe zag de woonomgeving van een olifant eruit? Welke bomen kwamen er voor in de jungle? Hoe teken je dag? En hoe teken je nacht?
Ik ben trots op het resultaat! Deze hangt gezellig boven de bouwhoek.

vrijdag 2 mei 2008

Bericht vier

De rekenstokken
'Dit materiaal heeft Dr. M. Montessori overgenomen van Dr. Seguin, die ermee werkte met zwakzinnige kinderen. Kinderen die met de rekenstokken gaan werken (voor het leren van cijfersymbolen) hebben wel getallen horen uitspreken en weten dat er hoeveelheden zijn, maar zij begrijpen niet de samenhang en de rangorde. Door het werken met de rekenstokken worden zij zich hiervan bewust en krijgen inzicht in de verhoudingen van de hoeveelheden.
Bij de rekenstokken is de hoeveelheid samengevat in één stok. Bijvoorbeeld aan stok vijf zijn vijf eenheden te onderscheiden. Het kind leert nu dat de naam van de laatst getelde eenheid de naam wordt van de gehele hoeveelheid. Bij los materiaal heeft een jong kind de neiging elke eenheid met één te benoemen en begrijpt het niet, dat door bijvoeging van een eenheid de bestaande hoeveelheid wordt vergroot en dat elke hoeveelheid als één geheel gezien moet worden. Door dit materiaal krijgt het kind inzicht in de relatie der hoeveelheden b.v. dat zeven meer is dan vijf, doordat het ziet dat stok zeven langer is. Hierdoor is tevens het absolute van de hoeveelheid zichtbaar.
In de afmetingen van de stokken is de basis van het metriek stelsel vervat, de decimeter en de meter worden als lengte-eenheid beleefd.
Het werken met de rekenstokken boeit de jonge kleuter doordat het tegemoet komt aan de behoefte tot motorische aktiviteit. (Speciaal de grove motoriek)'
Bron: M.J. ten Cate (1973) Het Montessori materiaal deel 1, derde druk, Nederlandse Montessori Vereninging

zaterdag 26 april 2008

Bericht drie

Het honderdbord

Er bestaan cijfers en letters. Met letters maak je een woord, met cijfers maak je een getal. Woorden lees je van links naar recht, maar cijfers lees je van rechts naar links. Op dat gebied hebben kinderen in Amerika (en nog veel meer landen) het een stuk gemakkelijker. Tellen tot honderd betekend honderd verschillende getallen die er allemaal anders uit zien. Iets om behoorlijk van in de war te raken. Ookal heb je een voorbeeldkaartje. Terwijl de getallen worden neergelegd komt er een soort structuur op het 100-bord zichtbaar. Dit geeft duidelijkheid maar aan de andere kant ook weer verwarring. Van boven naar beneden heb je tien rijen, per rij is het laatste cijfer elke keer hetzelfde. (In groep 3 worden deze cijfers de eenheden genoemd.) Van links naar rechts heb je ook tien rijen maar hier is het eerste cijfer elke keer hetzelfde. (Deze worden de tientallen in groep 3) En wat voor voldoening het geeft om even, als juf heeft gezegt dat jij het 100-bord zonder fouten hebt neergelegd, te tellen van 1 tot en met 100.

vrijdag 18 april 2008

Bericht twee

De letter van de week
Een nieuwe letter van de week. De week van de letter T, t.
De t van taart,
tas,
trui,
tafel,
trein,
teiger,
toverstok,
tak,
thee en tien.
De T van Tim, Tarik, Tom, Tycho, Tanyscha, Tamara, Tristan, Ted, Thijs en Tara.
(Maar wat is nu dat groene bakje op de letter van de week tafel?)

maandag 7 april 2008

Bericht één

De dag

Goedemorgen, goedemorgen, wij zingen en klappen. Goedemorgen, goedemorgen wij zwaaien erbij. Luister goed wat ik je vraag. Welke dag is het vandaag? Is het maandag, dinsdag of woensdag? Is het donderdag, ja of nee? Is het vrijdag, zaterdag of zondag? Wie heeft er een idee?
Je hebt dagen, maanden en een datum. Wat voor dag is het vandaag? En welke dag is het dan morgen? Overmorgen of gister? Zeven verschillende dagen, zeven verschillende namen. Hoelang duurt een dag? En hoeveel dagen zitten er in een maand? Welke maand is het nu? Hoeveel maanden in een jaar? Twaalf verschillende maanden, twaalf verschillende namen.
De hele datum, van het begin tot het eind. Een dag, de hoeveelste, een maand en een jaartal.
Ontzettend veel ingewikkelde vragen voor kleuters als de dag nog maar net is begonnen.