(Lieve Sint, ik wil geen marsepijn, maar iets voor de trein.)
De Nederlandse spelling is een ingewikkeld iets. Vooral voor jonge mensen. Hoe ouder de mens wordt hoe vaker hij of zij een bepaald woord heeft gezien, en zo makkelijk herkent of een woord goed is geschreven. Jonge mensen hebben nog maar weinig woorden vaak genoeg gezien om te herkennen of een woord goed geschreven is.
De Nederlandse spelling is opgebouwd volgens een paar regels. Natuurlijk bestaan er op al deze regels uitzonderingen waardoor de ingewikkeldheid zo groot wordt. Het basisprincipe van de Nederlandse spelling is de volgende; Schrijf op wat je hoort. Deze regel wordt ook wel
het fonologische principe genoemd. Je hoort ‘boom’ en je schrijft op ‘boom.’ Leerlingen leren in groep 3 het fonologische principe onder de knie te krijgen. En natuurlijk komen daar al weer de uitzonderingen. Je hoort ‘boomen’ maar je schrijft ‘bomen’, en je hoort ‘paart’ maar je schrijft ‘paard’. Al deze uitzonderingen hebben te maken met de andere regels waarop de Nederlandse spelling is opgebouwd.
Zo bestaat er
het morfologische principe. Hierbij wordt niet uitgegaan van de klank, maar van de vorm van een woord.
De regel van gelijkvormigheid in het morfologische principe laat het volgende zien; We schrijven ‘web’ en niet ‘wep’ omdat web in het meervouw ‘webben’ is. Bij de regel van gelijkvormigheid kijken we hoe een stukje van een woord in andere woorden klinkt. (Ook hier bestaan weer uitzonderingen, want we schrijven niet ‘huiz’ ook al is het ‘huizen’.)
De regel van de overeenkomst houdt in dat de opbouw van woorden duidelijk is. We schrijven ‘hij vindt’ met een t omdat ‘hij loopt’ ook met een t is. (Uitzondering! We schrijven niet ‘hij schiett’) Leerlingen die hebben geleerd op te schrijven wat je hoort moeten dat op dit moment weer los laten.
Het etymologische principe betekent dat de herkomst van een woord bepalend is voor de schrijfwijze van een woord. De Nederlandse geschiedenis weet te verklaren waarom er twee verschillende ei-ij vormen zijn en ook twee verschillende ou-au vormen. Ook schrijven we ‘radio’ en niet ‘raadiejoo’ omdat het woord in Engeland ook als ‘radio’ wordt geschreven.
Het syllabische principe heeft te maken met syllaben in een woord. Een klankstuk die bij het uitspreken van een woord als één groep woorden uitgesproken noemen we syllaben. Verdelen we het woord 'bakker' in lettergrepen, dan krijgen we bak-ker. Verdelen we het woord ‘bakker’ in klankstukken, dan krijgen we ba-kur. Nu komen er bij het syllabische principe twee regels kijken. Namelijk de verenkelingsregel en de verdubbelingregel. Normaal wordt een lange klank door twee letters weergegeven maar eindigt een klankstuk op een lange klank dan schrijven we maar één letter op. Bijvoorbeeld, in ‘ramen’ eindigt het eerste klankstuk op een lange ‘aa’ dus schrijven we maar één ‘a’ op. Dit noemen we de verenkelingsregel. Eindigt een klankstuk nu op een korte klank, dan wordt de medeklinker die daarop volgt verdubbeld. Bijvoorbeeld, in ‘koffer’ eindigt het eerste klankstuk op een korte ‘o’ dus schrijven we daarna twee keer een ‘f’.
Een kort samengevat stukje tekst, waardoor de Nederlandse spelling misschien een beetje beter te begrijpen is.